Bijna vier eeuwen nadat het keizerlijk paleis Ingelheim door de Karolingers was gesticht, lieten de Hohenstaufen het hele gebied van de Palts opknappen en ombouwen tot een kasteel. Het halfronde gebouw op de plaatselijke locatie werd beveiligd door een verdedigingsmuur en de poortopening was gesloten. In de 14e eeuw verloor de Palts zijn functie als heerserszetel en voor enkele decennia werd in de Aula regia een augustijns kanunnikenklooster gesticht. Vanaf 1402 werd het gebied van de Palts vrijgegeven voor vestiging. De stalmuren boden de bewoners enerzijds een veilige bescherming tegen gewapende conflicten en anderzijds tegen waardevolle bouwmaterialen. Hierdoor werd het landhuis omgevormd tot een vestigingsgebied voor de inwoners van Ingelheim, die zich vanaf dat moment in en rond de overblijfselen van het voormalige keizerlijke paleis vestigden.
De ontwikkeling van de "Palts van de Staufer" naar een "Palts van de burgers" wordt in het "Themahuis Staufer en burgers" nader weergegeven met behulp van tekstpanelen, exposities en computerpresentaties.